Het driemanschap
In de nadagen van de Franse tijd in Holland waren er drie mannen die het op zich namen om na te denken over de toekomst van Holland en met name het bestuur daarvan. Het driemanschap bestond uit:
- Gijsbert Karel van Hogendorp (1762-1843). Politicus die zijn hele leven Oranje heeft gesteund.
- Frans Adam van der Duyn van Maasdam (1771-1848). Lid van adellijke familie, graaf en kamerheer van de erfprins.
- Leopold van Limburg Stirum (1758-1840). Lid van oud adellijk geslacht en militair strateeg.
Deze drie mannen zetten de lijnen van de toekomst uit, besloten dat Holland het beste gebaat zou zijn bij de bijna vergeten prins van Oranje en gingen naar hem op zoek. Hij was in 1795 samen met mijn vader in ballingschap vertrokken en niemand wist waar hij in 1813 was. Brieven werden gestuurd om zijn verblijfplaats te achterhalen, verbloemd als koopmansbrieven. Kaneel betekende wapenen, vaten Jamaica rum waren Engelse soldaten en twee balen katoen stond voor de prins van Oranje en zijn zoon. Het driemanschap kon weinig doen, behalve plannen maken, totdat de prins teruggekeerd was naar Holland.
Geheime voorbereidingen
Nadat Napoleon in Rusland was verslagen, zocht Van Hogendorp heimelijk geestverwanten om aan een nieuw bestuur te werken voor de na-Franse tijd. Voornamelijk bij Van Hogendorp thuis, in Den Haag, werd er ‘s avonds vergaderd. Niet alleen met de twee andere leden van het driemanschap, maar ook mannen als Repelaer van Driel, Frannius Scholten, Changuion en meester Kemper droegen hun steentje bij. Zij strooiden vanaf februari met het zaad en hoopten op een goede oogst.
Hoewel alles in het uiterste geheim gebeurde, kregen de Franse speurhonden er toch lucht van en de commissaris van politie, Ambt, in Den Haag kreeg opdracht om uit te zoeken hoe het zat met dit complot. Ampt was het gelukkig eens met de opvattingen van de leden van het driemanschap. Hij verklaarde aan zijn superieuren dat Van Hogendorp en zijn politieke vrienden de bekwaamheid misten om een mogelijke opstand te leiden. Zo werden zij gered.
Na het verlies van Napoleon in Leipzig gingen de leden van het driemanschap echt aan de slag. Ze brachten een sneeuwbaleffect teweeg. Ieder lid (ook van de kleine groep belangrijke mensen om het driemanschap heen) koos vier volstrekt betrouwbare mannen uit en deze moesten ook weer een viertal mensen kiezen en zo verder, totdat er 4000 mannen van invloed en betekenis voor de goede zaak gewonnen waren. Die 4000 mannen zouden het tijdelijke bestuur van het driemanschap steunen, als de tijd daar was. Niet alleen politiek, maar ook met elk wapen dat ze tot hun beschikking hadden. Alles werd mondeling besproken, niets werd aan het papier toevertrouwd, want er waren nog steeds Franse spionnen.
Net te vroeg
Op 12 november kwam het bericht dat Napoleon gevangen was genomen, of doodgeschoten. Staatsblad de Moniteur bracht het nieuws, er viel dus niet aan te twijfelen. De Haagse bevolking raakte in een roes. Alles en iedereen holde naar het stadhuis om de officiële bevestiging van het grote nieuws te vernemen.
Van Stirum maande het volk tot kalmte, hij twijfelde aan de echtheid van het Moniteur nummer. Hij vreesde dat het tot een bloedige botsing zou komen met het Franse garnizoen. De gehate prefect van Den Haag, De Stassart, had de Nationale garde op laten stellen in het Voorhout en generaal Bouvier liet twee kanonnen uit Delft overkomen.
Van Stirum stelde aan Van Hogendorp voor de Franse krijgsmacht midden in de nacht te overrompelen, maar Van Hogendorp vond dat een te gevaarlijk plan en het werd verijdeld. Het was nog te vroeg en de Fransen hadden nog teveel macht in Holland.
Spannende tijden eind november
Half november verschenen de Kozakken aan de landsgrenzen en op 14/15 november vluchtten de laatste Franse autoriteiten. Ze lieten alleen soldaten en gendarmes achter. Terwijl Amsterdam geplunderd werd, namen de leden van het driemanschap in Den Haag hun verantwoordelijkheid.
Woensdagmorgen 17 november, klokslag 8:30, ging graaf Van Limburg Stirum naar de woning van Van Hogendorp om de bevrijding openlijk ter hand te nemen. Er werd een tussenbestuur gevormd en Van Limburg Stirum werd in naam van de prins van Oranje tot voorlopig gouverneur van Den Haag benoemd.
De Nationale garde op het Buitenhof, dat het volk in bedwang diende te houden, trok de Franse adelaar van hun hoofddeksel en hing er een oranjekokarde op. De menigte trok naar het stadhuis, ze wilden daar de oranje vlag zien wapperen. Van Limburg Stirum verkondigde op het bordes dat hij gouverneur van de stad was en de hele stad kleurde oranje.
Het bestuur stond nog niet sterk, het driemanschap beschikte nauwelijks over 500 gewapende soldaten, terwijl de Fransen nog in Den Haag zaten en 2 achtponders hadden om het driemanschap omver te schieten.
Van Hogendorp had een diep vertrouwen in God en in de krijgsmacht van de coalitie.
De Franse troepen brachten de nacht door op het Binnenhof, waar ze zich verschanst hadden. De volgende ochtend vroegen ze om een vrije aftocht en die kregen ze. De dag erop kwam een groot gedeelte van die troepen alweer terug naar Den Haag. Ze wilden tegen de Fransen vechten en werden verwelkomd als zeer gewenste versterking voor de kleine strijdmacht.
De naam van de Nationale garde werd in Oranje garde veranderd. Er meldde zich een stroom van vrijwilligers aan. Van Limburg Stirum nam hen de eed van trouw af in naam van de prins van Oranje. Omdat er aan vuurwapens groot gebrek was, moesten ze het op de middeleeuwse manier met pieken doen.
Brief van de prefect
Het driemanschap vergaderde nu openlijk met oud regenten, maar dat leidde tot niets. De oud regenten waren nog te bang voor de Fransen om actie te ondernemen. Helemaal toen de bevolking van Den Haag een brief kreeg van prefect De Stassart (die al lang en breed in Frankrijk zat). De perfect schreef dat de dwaling nu nog vergeven kon worden, maar als maar als men volharde in het ongehoorzaam zijn aan de keizer, er verschrikkelijke straffen zouden volgen. Talrijke militaire versterkingen waren aangekomen een andere waren in aantocht.
Het schrijven wekte ontroering, de vreesachtigen beefden, het volk stond op een tweesprong en moest kiezen.
De leden van het driemanschap waren niet bang. Een kort beraad en een snelle daad werd hun leus. Met vaste stap traden ze naar voren en aanvaarden het hoger gezag in naam van de prins van Oranje. Graaf Van Limburg Stirum werd opperbevelhebber van de krijgsmacht. Op 21 november werd een proclamatie getekend. Iedereen die nog met de Fransen heulde, werd een rebel genoemd en alle weerbare mannen werden opgeroepen om het vaderland vrij te vechten en zich eendrachtig onder de oranjestandaard te scharen. En zo gebeurde het.
De prins
Inmiddels wisten de leden van het driemanschap dat de prins van Oranje sinds april in Londen zat en ze hadden hem uitgenodigd om naar Den Haag te komen. In de nacht van 26 op 27 november kreeg Van Hogendorp een schrijven van de prins, dat hij onderweg was naar Holland. Op 30 november zette hij daadwerkelijk voet op Hollandse bodem en vertrok direct naar het huis van Limburg Stirum om daar te overleggen. Van Hogendorp kon er niet bij zijn, hij was door jicht aan zijn eigen huis gekluisterd.
Er werd overlegd en gehandeld en op 1 december werd een proclamatie opgesteld die begon met: Landgenooten!
Eindelijk is dan het oogenblik daar, dat aan al uw onzekerheid een einde maakt. De stormen van de omwenteling zijn voorbij, en het werk, door onze groote voorouders voor twee eeuwen onder groote oneenigheden begonnen, is door ons eindelijk, onder bijna nog grootere zwarigheden, voleindigd. Geen vreemd vorst, onbekend met uw belangen en zeden, zal meer over uw dlerbaarste rechten naar willekeur beschikken; niet meer zal de vrucht van uw nijverheid een prooi voor vreemdelingen zijn ; niet meer zullen uw kinderen voor vreemde en met uw geluk strijdige belangen buitenslands ter slachtbank gevoerd worden, maar ook niet meer zal de oude onzekerheid over de verdeeling van de oppermacht uw krachten verlammen, uw macht ontzenuwen.
Het is geen Willem de Zesde, die door het Nederlandsche volk is teruggevraagd, zonder te weten, wat het eigenlijk van hem te hopen of te verwachten had. Het is Willem de Eerste, die als Soeverein Vorst, naar den wensch van de Nederlanders, onder het volk optreedt, dat eenmaal door een anderen Willem I aan de slavernij van een schadelijke buitenlandsche overheersching ontrukt werd. Uw burgerlijke vrijheid zal door wetten, door een die vrijheid waarborgende constitutie, zekerder dan te voren gevestigd zijn.
Op 6 december aanvaardde de erfprins in Amsterdam als soeverein vorst de teugels van het bewind. Vanaf dat moment was Holland een Oranje Koninkrijk.
Recente reacties