Het lijkt zo’n veilig en modern eiland, dat Terschelling. Maar toen ik daar vorige week op bezoek was hoorde ik toch verhalen die het een heel andere sfeer geven.
‘Doodemanskisten’ dat was één van de plekjes waar kinderen me over vertelden, toen ik hen vroeg of ze wel eens iets mee hadden gemaakt dat vreemd leek. Onverklaarbaar.
Doodemanskisten is de vreemde naam van een duinmeer, een watertje dat ooit misschien een zeearm is geweest die is dichtgeslibt. Maar die naam… Sommigen zeggen dat het de plek is waar doden werden begraven van schepen die in 1787 is quarantaine in de haven lagen. Anderen zeggen dat een prinses die ooit op het eiland woonde de naamgeefster is van het vreemde meer.
Zij zou de laatste zijn van haar lijn die op het eiland woonde. En trouwen deed ze niet, want dan zou ze het eiland achter moeten laten waar ze zoveel van hield. En meer nog: de bewoners waar ze zou goed ze kon voor zorgde.
Toen, op een dag, verging een schip voor de kust. Meer dan 120 zeelieden spoelden dood aan op het eiland. Zoveel dat het onmogelijk was ze allemaal op het kerkhof te begraven. De prinses bedacht zich niet: ze liet de slotgrachten rond haar kasteel leeglopen, liet alle gestorvenen begraven in de geulen. Daarna ‘dekte’ ze hen toe onder het water.
Deze daad van barmhartigheid zijn de mensen nooit vergeten. Men noemde het water voortaan Doodemanskisten. En men zegt dat, zolang er mensen op Terschelling wonen, de geest van de prinses rondwaart op het eiland om voor haar volk te zorgen…
Een verzinsel? Misschien. Het meertje werd een ijsbaan en niemand lijkt nog te weten wat er werkelijk is gebeurd. Maar feit is dat zeker twéé kinderen mij vorige week vertelden over deze plek. Dat ze er ’s avonds of ’s nachts nooit zouden komen. Een kind had dat wel gedaan en zij zag, in de schemer, een witte gestalte voortglijden over het ijs…
Ik weet wel wat ík geloof.
Hallo Christien,
leuk om je te leren kennen en e.e.a. te lezen.
hoewel ik (al lang) geen kind meer ben -ik ben een 75plusser- ben ik het natuurlijk wel kind geweest. Aan die tijd koester ik warme herinneringen, vooral aan een waddeneiland waar wij (stadsmensen) ’s zomers zes wekenlang op een kampeerterrein verbleven.
Jaren later diende ik als militair bij de Koninklijke Marine / Korps Mariniers op het amfibisch oefenkamp op Texel, tegenwoordig de Joost Dourleinkazerne.
Weer jaren later was ik mijn werk in een ziekenhuis meer dan zat en werkte ik als vrijwilliger tijdens mijn zomervakanties vijf jaar in de beroepsvisserij op de Noordzee, op vijf verschillende schepen. Mijn maten droegen tatoos en een gouden ring in een oor. Daar naar gevraagd, zeiden ze dat die diende als begrafenisvergoeding voor het geval zij in zee mochten verdrinken………………………