Dokkum ligt maar een twintigtal kilometers van Duisterburen. En in Dokkum stond een héél bekend spookhuis. Eén kamer van het grote huis was onbruikbaar, omdat een geest iedereen die er probeerde te slapen lastig viel.
Tot het op een dag regende dat het goot en een oud vrouwtje aanbelde. Ze had overduidelijk al weken over straat gezworven. Ze was moe en vuil en dweildoornat. Ze vroeg om een plek om te schuilen en de heer des huizes kreeg een idee. Of ze niet in spookkamer wilde slapen?
Het kon het vrouwtje helemaal niets schelen. Elke droge plek was haar goed genoeg.
Sterker nog, ze was zo verschrikkelijk moe dat ze ongeblikkelijk in slaap viel en er niets van merkte toen de geest uiteindelijk verscheen. Hij maakte zoveel kabaal dat de andere huisgenoten het wél merkten en zij vroegen haar er ook naar, die volgende dag. Had ze écht niets gemerkt?
Niets.
Toen kreeg de heer een idee. Zou een volgende nacht in die kamer het spook niet kunnen verdrijven? Het vrouwtje had er geen enkel bezwaar tegen. Maar die nacht werd ze wél wakker. Een blauw schijnsel scheen in de kamer. Bovendien maakte het spook een enorme herrie toen hij met een breekijzer het raamkozijn wegbrak.
En wat daarachter wegkwam! Tientallen gouden munten rolden over de vloer. Het spook ging zitten. Telde en zuchtte. Zuchtte en telde. Tot de ochtend zich meldde, hij alles weer achter de vensterbank stopte en het kozijn repareerde.
Deze keer had het vrouwtje wel iets te vertellen! Ze deed uitgebreid verslag aan de heer des huizes en die begreep nu wel wat er aan de hand was. Vroeger was het huis van een vrek geweest, die liever kinderen op straat had gezet en laten verhongeren, dan een dubbeltje van zijn rijkdom met hen te delen. Ogenblikkelijk ging de heer naar boven, brak het kozijn open en vond de rijke schat die de vrek had verborgen en die hij nacht na nacht had moeten tellen, tot hij eindelijk gevonden was.
De heer was dolblij. Niet alleen was hij plotseling schatrijk (in plaats van een beetje), ook de geest die hem al zolang plaagde had nu eindelijk rust gevonden.
Hij bood het vrouwtje een plaats aan in zijn huis, maar dag sloeg ze af. Ze zwierf liever, zoals ze al zolang had gedaan. Maar voortaan hoefde ze nooit meer in de regen te lopen, want de heer van Dokkum gaf haar genoeg geld om haar hele leven onderdak te kunnen kopen wanneer ze dat maar nodig had.